Basisregels
Houder zijn van een Europees of internationaal rijbewijs (in België: rijbewijs A voor motorfietsen en B voor auto’s).
Hou er rekening mee dat de minimumleeftijd voor het besturen van een auto in België 18 jaar en voor bromfietsen 16 jaar is.
Wat u dient te weten voor u vertrekt
Het dragen van veiligheidsgordels is verplicht op alle zitplaatsen die ermee zijn uitgerust.
Kinderen kleiner dan1,35 m moeten vervoerd worden in een beveiligingssysteem dat geschikt is voor hun lichaamsbouw (uitzondering: als er niet voldoende ruimte is om een aangepast autostoeltje te plaatsen, kunnen kinderen ouder dan 3 jaar vervoerd worden met een gordel alleen – de andere uitzonderingen kan u hier raadplegen).
Elk voertuig moet voorzien zijn van de volgende uitrustingen :
- Verzekeringsbewijs
- Inschrijvingsbewijs
- Identificatie van het land van herkomst op de achterzijde van het voertuig (tenzij opgenomen in het kenteken)
- Geldig bewijs van de technische controle (voor in België ingeschreven voertuigen)
- Verklaring van gebruik van het voertuig door een derde
- Reflecterend veiligheidshesje: verplicht gebruik bij pech of ongeval
- Gevarendriehoek
- EHBO-doos
- Brandblusser
Algemene regels
Het volledige verkeersreglement kan geraadpleegd worden via deze link.
In België wordt aan de rechterkant van de weg gereden.
De aanbevolen minimale veiligheidsafstand tussen twee voertuigen bedraagt twee seconden, d.w.z. ongeveer 65 meter bij een snelheid van 120 km/u, 45 meter bij een snelheid van 90 km/h, 35 meter bij een snelheid van 70 km/h en 25 meter bij een snelheid van 50 km/h.
De voorrang van rechts-regel geldt, tenzij anders aangegeven (stopteken/voorrang verlenen of bij aanwezigheid van een spoorvoertuig).
Voertuigen die al op een rotonde rijden hebben voorrang
In België hoeft u de richtingaanwijzer niet te gebruiken om een rotonde op te rijden. U moet uw richtingaanwijzers echter wel gebruiken om van rijstrook te veranderen op de rotonde of om aan te kondigen dat u de rotonde verlaat.v
In files bij een wegversmalling moet u het “rits”-principe toepassen. Dit invoegen gaat als volgt :
- Rij op de beschikbare rijstroken tot aan de versmalling.
- Ter hoogte van de versmalling laten de bestuurders die zich op de ononderbroken rijstrook bevinden, een voertuig van de uitdovende rijstrook voor hen invoegen.
Het is van essentieel belang ervoor te zorgen dat de rijstrooksignalisatie wordt gerespecteerd wanneer ze ingeschakeld is
Rijden op een rijstrook die is afgesloten voor verkeer, aangeduid met een rood kruis, is uiterst gevaarlijk. Het is mogelijk dat het gevaar niet zichtbaar is voor de automobilisten. Door het afsluiten van de rijstroken voor het verkeer is een efficiëntere en snellere interventie van de hulp- of pechdiensten mogelijk. Het respecteren van de rijstrooksignalisatie draagt bij tot de veiligheid van de gebruikers en vermindert de impact van een incident op het traject.
Rijstrook opengesteld voor verkeer
Rijstrook afgesloten voor verkeer
Voeg in op de rechterrijstrook
Voeg in op de linkerrijstrook
Maximaal toegestane snelheid in Wallonië :
Autosnelweg
120 km/u – Minimumsnelheid van 70 km/u tenzij anders aangegeven en in geval van overmacht (vertraging, weersomstandigheden).
Weg met 2×2 rijstroken met middenberm buiten de bebouwde kom
120 km/u
Weg met 2×2 rijstroken zonder middenberm buiten de bebouwde kom
90 km/u
Buiten de bebouwde kom
90 km/u
Binnen de bebouwde kom
50 km/u
Zone 30
30 km/u
Toegestane alcoholgehalte: 0,5 gram alcohol in het bloed.
Het is verboden om met de telefoon in de hand te rijden. In een file of bij een rood licht is het gebruik van een telefoon niet toegestaan.
Op de autosnelweg
Inhalen op autosnelwegen gebeurt langs links. Als u geen opeenvolgende inhaalmanoeuvres maakt, moet u terug op de rechterrijstrook gaan rijden.
=> Het is dus verboden om op de midden- of linkerstrook van de autosnelweg te blijven rijden als de rechterstrook vrij is.
Op de autosnelwegen is het alleen toegestaan om te stoppen of te parkeren op de aangewezen plaatsen (stopplaatsen langs de autosnelweg, carpoolparkings, …).
=> Het is dus verboden om te parkeren of te stoppen op de weg, de pechstrook of vluchthavens. De pechstrook en de vluchthavens zijn voorbehouden voor noodsituaties (pech, misselijkheid, ongeval, …).
Wanneer u de autosnelweg oprijdt via de oprijstrook, moet u voorrang geven aan de bestuurders die al op de autosnelweg rijden. Het oprijden op de snelweg moet zo vlot mogelijk verlopen.
Het is verboden om rechtsomkeert te maken of achteruit te rijden.
Bij files is het verboden om uit het voertuig te stappen.
De toegang tot snelwegen is verboden :
- voor voetgangers, fietsers, bromfietsers, bromfietsers en ruiters
- voor bestuurders van voertuigen of samenstellen die geen snelheid van 70 km/u op een vlakke baan kunnen halen
- voor bestuurders van voertuigen die een ander voertuig met een noodkoppeling voorttrekken
- voor bestuurders van vierwielers zonder bestuurdersruimte
- voor bestuurders van landbouwvoertuigen
Bij gevaarlijke weersomstandigheden
Bij regen, sneeuw, ijzel of mist is het zicht beperkter en is het wegdek gladder. Daarom dient u :
- Een grotere afstand te behouden tussen uw voertuig en het voertuig voor u.
- Niet te remmen met horten en stoten
- Uw snelheid te verminderen
- Uw koplampen aan te steken
Speciale voorzorgsmaatregelen in geval van sneeuw of ijs :
- Winterbanden zijn niet verplicht, maar worden sterk aanbevolen van november tot april.
- Langzaam rijdende voertuigen die sneeuw ruimen en strooiwagens zijn vaak op de wegen aanwezig in de winter. Het is noodzakelijk om uw rijstijl aan te passen als u een van deze voertuigen nadert: verminder uw snelheid en vermijd inhalen.
In een werfzone
Anticipeer op de werf, vertraag en respecteer de opeenvolgende snelheidsbeperkingen: dit helpt om filevorming en ongevallen te voorkomen.
Hou bij voorkeur een constante snelheid aan (versnel of vertraag geleidelijk) als er file is bij een werf.
Verander niet van rijbaan in de file om de doorstroming van het verkeer zo vlot mogelijk te laten verlopen.
In een tunnel
Schakel de dimlichtkoplampen in.
Pas uw snelheid aan aan de maximaal toegestane snelheid.
Laat de radio aanstaan zodat u noodmeldingen kan ontvangen.
Breng uzelf in veiligheid
- Parkeer uw voertuig op een veilige plaats (pechstrook of vluchthaven)
- Zet uw alarmlichten aan.
- Laat elke inzittende een reflecterend veiligheidshesje aantrekken als u er voldoende heeft.
- Plaats de gevarendriehoek op minstens 100 meter afstand op autosnelwegen en minstens 30 meter (indien mogelijk) op de rest van het netwerk.
- Hou alle inzittenden uit de buurt van het verkeer en/of laat ze plaatsnemen achter een vangrail als die er is.
Neem indien nodig contact op met de hulpdiensten
Bel 112.
Gebruik de SOS-knop in uw voertuig.
Pechbijstand nodig ?
Bel 101.
Siabis+ in Wallonië op de snelwegen en de belangrijkste nationale wegen, dan kunt u rekenen op:
- Een kwaliteitsvolle interventie door professionals
- Een takelwagen die binnen de 25 minuten bij u is
- Een transparant en identiek tarief voor bestuurders die geen pechbijstand hebben
Specifieke regels: incident in een tunnel
Volg de instructies van de noodmeldingen op uw radio op.
Als uw voertuig tekenen van zwakte vertoont:
- Zet de alarmlichten aan
- Verlaat indien mogelijk de tunnel met uw voertuig en zorg ervoor dat dit geen risico’s meebrengt voor andere gebruikers.
- Als het niet mogelijk is om de tunnel te verlaten, ga dan naar de dichtstbijzijnde noodstop of parkeer zo dicht mogelijk bij de rechterkant van de weg.
- Trek een reflecterend veiligheidshesje aan
- Plaats de gevarendriehoek op een afstand van minstens 100 meter op autosnelwegen en minstens 30 meter (indien mogelijk) op de rest van het netwerk.
- Sla alarm via een van de beschikbare noodtelefoons, 112 of de verkeerscentrale waarvan het nummer in de tunnel is aangegeven.
- Hou alle inzittenden uit de buurt van het verkeer en/of laat ze plaatsnemen achter een vangrail als die er is.
Als uw voertuig plotseling stopt:
- Zet de alarmlichten aan
- Plaats de gevarendriehoek op een afstand van minstens 100 meter op autosnelwegen en minstens 30 meter (indien mogelijk) op de rest van het netwerk.
- Verlaat uw voertuig en zoek samen met andere inzittenden een veilige plaats.
- Sla alarm via de beschikbare noodtelefoon
Als er rook uit uw voertuig komt:
- Zet de motor uit, laat de sleutel in het contact zitten en verlaat samen met alle inzittenden het voertuig. Verlaat de tunnel zo snel mogelijk via de nooduitgangen om te vermijden dat u stikt.
- Waarschuw de hulpdiensten en wacht buiten de tunnel op de komst van de hulpdiensten.
- Keer niet terug naar uw voertuig totdat de ordediensten de toestemming geven.
Als uw voertuig in brand staat:
- Verlaat indien mogelijk de tunnel met uw voertuig en zorg ervoor dat dit geen risico’s meebrengt voor andere gebruikers.
- Als het niet mogelijk is om de tunnel te verlaten, ga dan naar de dichtstbijzijnde noodstop of parkeer zo dicht mogelijk bij de rechterkant van de weg.
- Sla alarm via de beschikbare noodtelefoon
- Als de brand niet erg groot is, probeer hem dan te blussen met de aanwezige brandblussers.
Als een ander voertuig in brand staat of als er rook ontsnapt wanneer ik een tunnel binnenrijd:
- Zet de motor uit, laat de sleutel in het contact zitten en verlaat samen met alle inzittenden het voertuig. Verlaat de tunnel zo snel mogelijk via de nooduitgangen om te vermijden dat u stikt.
- Waarschuw de hulpdiensten (112) en wacht buiten de tunnel op de komst van de hulpdiensten.
- Keer niet terug naar uw voertuig totdat de ordediensten de toestemming geven.
Algemene regels
Er zijn verschillende categorieën motorrijbewijzen en een bromfietsrijbewijs (vanaf 16 jaar voor een maximale cilinderinhoud van 50 cc). De verschillende rijbewijzen kunnen hier worden geraadpleegd.
De bestuurder en passagier van een bromfiets of motorfiets moeten een goedgekeurde helm dragen. Voor motorfietsen moeten ze ook handschoenen, een jas met lange mouwen en een broek of overall dragen, evenals laarzen of laarsjes die de enkels beschermen.
Passagiers moeten hun voeten op de voetsteunen zetten. Op motorfietsen met meer dan 125 cm3 mogen kinderen onder de 8 jaar alleen worden vervoerd in een geschikt kinderbeveiligingssysteem in een zijspan. Op motorfietsen tot 125 cm3 mogen kinderen van 3 tot 8 jaar worden vervoerd, op voorwaarde dat ze in een geschikt kinderbeveiligingssysteem zijn geïnstalleerd. Onder de 3 jaar mag het kind alleen in een zijspan worden vervoerd.
Motorrijders moeten hun dimlicht zowel overdag als ‘s nachts ontsteken.
Bij vertraagd of stilstaand verkeer mogen motorrijders tussen twee rijen of rijstroken rijden tegen een maximumsnelheid van 50 km/u en het verschil met de snelheid waartegen de andere voertuigen rijden, mag niet meer dan 20 km/u bedragen. Op autosnelwegen en autowegen mogen ze alleen tussen de twee meest linkse rijstroken rijden.
In tegenstelling tot auto’s hoeven motorfietsen niet voorzien te zijn van de volgende uitrusting :
- Reflecterend veiligheidshesje
- Gevarendriehoek
- EHBO-doos
- Brandblusser
Basisregels
Houder zijn van een Europees of internationaal rijbewijs (in België: rijbewijs C voor het vervoer van goederen – vrachtwagens – en D voor het vervoer van personen – bussen, touringcars).
Hou er rekening mee dat de minimumleeftijd voor het besturen van een vrachtwagen in België 21 jaar is.
A savoir avant de partir
Het dragen van veiligheidsgordels is verplicht.
Voertuigen waarop de kilometerheffing van toepassing is (motorvoertuigen en gelede voertuigcombinaties die bestemd zijn of gebruikt worden voor het vervoer van goederen over de weg en waarvan de maximale toegestane massa (MTM) meer dan 3,5 ton bedraagt) zijn onderworpen aan de kilometerheffing. Om op het Belgische wegennet te mogen rijden, moeten al deze vrachtwagens uitgerust zijn met een OBU (On Board Unit), een registratiesysteem dat, door detectie via satellietsignalen, de verschuldigde tol kan berekenen.
Elk voertuig moet voorzien zijn van de volgende uitrustingen:
- Verzekeringsbewijs
- Inschrijvingsbewijs
- Identificatie van het land van herkomst op de achterzijde van het voertuig (tenzij opgenomen in het kenteken)
- Geldig bewijs van de technische controle (voor in België ingeschreven voertuigen)
- Verklaring van gebruik van het voertuig door een derde
- Reflecterend veiligheidshesje: verplicht gebruik bij pech of ongeval
- Gevarendriehoek
- EHBO-doos
- Brandblusser (aantal en model varieert naargelang van de voertuigcategorie en de vervoerde materialen)
Algemene regels
U kan het volledige verkeersreglement raadplegen via deze link.
In België wordt aan de rechterkant van de weg gereden.
De minimale veiligheidsafstand tussen twee vrachtwagens van meer dan 7,5 ton of met een lengte van meer dan 7 meter bedraagt minstens 15 meter op bruggen en minstens 50 meter buiten de bebouwde kom.
De voorrang van rechts-regel geldt, tenzij anders aangegeven (stopteken/voorrang verlenen of bij aanwezigheid van een spoorvoertuig).
Voertuigen die al op een rotonde rijden hebben voorrang.
In België hoeft u de richtingaanwijzer niet te gebruiken om een rotonde op te rijden. U moet uw richtingaanwijzers echter wel gebruiken om van rijstrook te veranderen op de rotonde of om aan te kondigen dat u de rotonde verlaat.
In files bij een wegversmalling moet u het “rits”-principe toepassen. Dit invoegen gaat als volgt:
- Rij op de beschikbare rijstroken tot aan de versmalling.
- Ter hoogte van de versmalling laten de bestuurders die zich op de ononderbroken rijstrook bevinden, een voertuig van de uitdovende rijstrook voor hen invoegen.
Het is van essentieel belang ervoor te zorgen dat de rijstrooksignalisatie wordt gerespecteerd wanneer ze ingeschakeld is.
Rijden op een rijstrook die is afgesloten voor verkeer, aangeduid met een rood kruis, is uiterst gevaarlijk. Het is mogelijk dat het gevaar niet zichtbaar is voor de automobilisten. Door het afsluiten van de rijstroken voor het verkeer is een efficiëntere en snellere interventie van de hulp- of pechdiensten mogelijk. Het respecteren van de rijstrooksignalisatie draagt bij tot de veiligheid van de gebruikers en vermindert de impact van een incident op het traject.
Rijstrook opengesteld voor verkeer
Rijstrook afgesloten voor verkeer
Voeg in op de rechterrijstrook
Voeg in op de linkerrijstrook
Op autosnelwegen en openbare wegen, die verdeeld zijn in vier of meer rijstroken, waarvan ten minste twee per rijrichting, op voorwaarde dat de rijrichtingen niet louter afgebakend zijn door wegmarkeringen, is de maximumsnelheid beperkt tot :
- 90 km/u voor voertuigen met een MTM > 3,5 ton en bussen
- 100 km/u voor touringcars met veiligheidsgordels op alle zitplaatsen
Buiten de bebouwde kom is de snelheid beperkt tot :
- 75 km per uur voor bussen en touringcars
- 60 km per uur voor andere voertuigen en slepen van voertuigen met luchtbanden met een MTM > 7,5 ton
Voertuigen met een MTM van meer dan 3,5 ton mogen alleen rijden op de twee rechterrijstroken van een autosnelweg die verdeeld is in drie of meer rijstroken in die rijrichting.
Vanaf 1 januari 2019 mogen vrachtwagens inhalen op autosnelwegen met twee rijstroken, behalve op de volgende trajecten :
Op elk tijdstip :
- A503
- A602 en E25/A26: tussen Luik en Beaufays
- B501
- E25/A25: tussen de verkeerswisselaar van Cheratte en het einde van de autosnelweg (Quai de la Dérivation)
- E42/A27: tussen de verkeerswisselaar van Battice en verkeerswisselaar nr. 6 “Ensival/Verviers”.
- E313/A13: tussen de verkeerswisselaar van Vottem en het einde van de autosnelweg
- E420/A54
- R9
Van 6u tot 19u :
- A604
- E25-E411/A4 tussen de verkeerswisselaar van Neufchâteau en de grens met het Groothertogdom Luxemburg
- E42/A15 : tussen de verkeerswisselaar van A501 en E19/A7
- E429/A8 : tussen verkeerswisselaar nr. 24 “Quenast” en het Vlaamse Gewest
- R0 tussen de verkeerswisselaar van Haut-Ittre en het Vlaamse Gewest
- R3
Toegestane alcoholgehalte: 0,02 gram alcohol in het bloed.
Het is verboden om met de telefoon in de hand te rijden. In een file of bij een rood licht is het gebruik van een telefoon niet toegestaan.
Voor het vervoer van gevaarlijke goederen gelden specifieke regels.
Alle informatie over uitzonderlijk vervoer kan worden geraadpleegd via deze link.
Op de autosnelweg
Inhalen op autosnelwegen gebeurt langs links. Als u geen opeenvolgende inhaalmanoeuvres maakt, moet u terug op de rechterrijstrook gaan rijden.
=> Het is dus verboden om op de midden- of linkerstrook van de autosnelweg te blijven rijden als de rechterstrook vrij is.
Op de autosnelwegen is het alleen toegestaan om te stoppen of te parkeren op de aangewezen plaatsen (parkeerplaatsen langs de autosnelweg, carpoolparkings, …).
=> Het is dus verboden om te parkeren of te stoppen op de weg, de pechstrook of vluchthavens. De pechstrook en de vluchthavens zijn voorbehouden voor noodsituaties (pech, misselijkheid, ongeval, …).
Wanneer u de autosnelweg oprijdt via de oprijstrook, moet u voorrang geven aan de bestuurders die al op de autosnelweg rijden. Het oprijden op de snelweg moet zo vlot mogelijk verlopen.
Het is verboden om rechtsomkeert te maken of achteruit te rijden.
Bij files is het verboden om uit het voertuig te stappen.
De toegang tot snelwegen is verboden :
- voor voetgangers, fietsers, bromfietsers, bromfietsers en ruiters
- voor bestuurders van voertuigen of samenstellen die geen snelheid van 70 km/u op een vlakke baan kunnen halen
- voor bestuurders van voertuigen die een ander voertuig met een noodkoppeling voorttrekken
- voor bestuurders van vierwielers zonder bestuurdersruimte
- voor bestuurders van landbouwvoertuigen
Bij gevaarlijke weersomstandigheden
Bij regen, sneeuw, ijzel of mist is het zicht beperkter en is het wegdek gladder. Daarom dient u :
- Een grotere afstand te behouden tussen uw voertuig en het voertuig voor u.
- Niet te remmen met horten en stoten
- Uw snelheid te verminderen
- Uw koplampen aan te steken
Het is verboden in te halen :
- Voor voertuigen met een MTM van meer dan 3,5 ton: naast de bebouwde kom, op de openbare wegen met twee rijstroken per rijrichting.
- Voor voertuigen met een MTM van meer dan 7,5 ton: op alle soorten wegen.
Speciale voorzorgsmaatregelen in geval van sneeuw of ijs :
- Winterbanden zijn niet verplicht, maar worden sterk aanbevolen van november tot april.
- Langzaam rijdende voertuigen die sneeuw ruimen en strooiwagens zijn vaak op de wegen aanwezig in de winter. Het is noodzakelijk om uw rijstijl aan te passen als u een van deze voertuigen nadert: verminder uw snelheid en vermijd inhalen
In een werfzone
Anticipeer op de werf, vertraag en respecteer de opeenvolgende snelheidsbeperkingen: dit helpt om filevorming en ongevallen te voorkomen.
Hou bij voorkeur een constante snelheid aan (versnel of vertraag geleidelijk) als er file is bij een werf.
Verander niet van rijbaan in de file om de doorstroming van het verkeer zo vlot mogelijk te laten verlopen.
In een tunnel
Schakel de dimlichtkoplampen in.
Pas uw snelheid aan aan de maximaal toegestane snelheid.
Laat de radio aanstaan zodat u noodmeldingen kan ontvangen.
Neem indien nodig contact op met de hulpdiensten
Bel 112
Gebruik de SOS-knop in uw voertuig
Breng uzelf in veiligheid
- Parkeer uw voertuig op een veilige plaats (pechstrook of vluchthaven)
- Zet uw alarmlichten aan
- Laat elke inzittende een reflecterend veiligheidshesje aantrekken als u er voldoende heeft.
- Plaats de gevarendriehoek op een afstand van minstens 100 meter op autosnelwegen en minstens 30 meter (indien mogelijk) op de rest van het netwerk.
- Hou alle inzittenden uit de buurt van het verkeer en/of laat ze plaatsnemen achter een vangrail als die er is.
Specifieke regels: incident in een tunnel
Volg de instructies van de noodmeldingen op uw radio op
Als uw voertuig tekenen van zwakte vertoont:
- Zet de alarmlichten aan
- Verlaat indien mogelijk de tunnel met uw voertuig en zorg ervoor dat dit geen risico’s meebrengt voor andere gebruikers.
- Als het niet mogelijk is om de tunnel te verlaten, ga dan naar de dichtstbijzijnde noodstop of parkeer zo dicht mogelijk bij de rechterkant van de weg.
- Trek een reflecterend veiligheidshesje aan
- Plaats de gevarendriehoek op een afstand van minstens 100 meter op autosnelwegen en minstens 30 meter (indien mogelijk) op de rest van het netwerk.
- Sla alarm via een van de beschikbare noodtelefoons, 112 of deverkeerscentrale waarvan het nummer in de tunnel is aangegeven
- Hou alle inzittenden uit de buurt van het verkeer en/of laat ze plaatsnemen achter een vangrail als die er is.
Als uw voertuig plotseling stopt:
- Zet de alarmlichten aan
- Plaats de gevarendriehoek op een afstand van minstens 100 meter op autosnelwegen en minstens 30 meter (indien mogelijk) op de rest van het netwerk.
- Verlaat uw voertuig en zoek samen met andere inzittenden een veilige plaats.
- Sla alarm via de beschikbare noodtelefoon
Als er rook uit uw voertuig komt:
- Zet de motor uit, laat de sleutel in het contact zitten en verlaat samen met alle inzittenden het voertuig. Verlaat de tunnel zo snel mogelijk via de nooduitgangen om te vermijden dat u stikt.
- Waarschuw de hulpdiensten en wacht buiten de tunnel op de komst van de hulpdiensten.
- Keer niet terug naar uw voertuig totdat de ordediensten de toestemming geven.
Als uw voertuig in brand staat:
- Verlaat indien mogelijk de tunnel met uw voertuig en zorg ervoor dat dit geen risico’s meebrengt voor andere gebruikers.
- Als het niet mogelijk is om de tunnel te verlaten, ga dan naar de dichtstbijzijnde noodstop of parkeer zo dicht mogelijk bij de rechterkant van de weg.
- Sla alarm via de beschikbare noodtelefoon
- Als de brand niet erg groot is, probeer hem dan te blussen met de aanwezige brandblussers.
Als een ander voertuig in brand staat of als er rook ontsnapt wanneer ik een tunnel binnenrijd:
- Zet de motor uit, laat de sleutel in het contact zitten en verlaat samen met alle inzittenden het voertuig. Verlaat de tunnel zo snel mogelijk via de nooduitgangen om te vermijden dat u stikt.
- Waarschuw de hulpdiensten (112) en wacht buiten de tunnel op de komst van de hulpdiensten.
- Keer niet terug naar uw voertuig totdat de ordediensten de toestemming geven.